We hebben allebei in hetzelfde jaar op de Graduation Show van de Design Academy Eindhoven gestaan. Sindsdien ben ik je werk blijven volgen. Je hebt een heel heldere signatuur die in al je werk sterk naar voren komt. Hoe kijk jij naar je eigen werk?
Mijn werk is een persoonlijk onderzoek naar wie ik ben in deze wereld en hoe ik daar als ontwerper in pas. Wat al mijn projecten met elkaar verbindt is dat ik veel werk met dingen die al bestaan. Je zou kunnen zeggen dat ik weinig nieuws maak. Ook in interieur opdrachten, waar veel stuks van eenzelfde object geproduceerd moeten worden, ben ik op zoek naar hoe je iets kan produceren met materiaal dat ergens overgebleven is. Ik ben altijd op zoek naar materiaal dat niet meer gebruikt wordt, zoals de schuimstukken die nu in mijn studio staan. Dit gooien ze normaal gesproken weg en ik kijk wat ik er mee kan doen.
Haal jij dan vanuit het gevonden materiaal de vorm en toepassing?
Ja precies. Ik ben bijvoorbeeld bezig met het interieur van een hotel en daar heb ik banken nodig. Nou heb ik een schuimzaag gekocht en dan maak ik de vormen zelf. Ik laat de vormen dan door iemand anders stofferen, maar ik houd zoveel mogelijk van het maakproces bij mijzelf.
Daarnaast kreeg ik een vraag van Sport for Children, een goed doel dat sportattributen verzameld en naar armere landen verscheept. Ze vroegen me een product te ontwerpen die ze kunnen verkopen en daarvoor ben ik bezig met een schuimen pop.
En je gooit de restvormen niet weg zie ik.
Die restvormen zijn nu nog niks, maar het kan wel iets gaan worden. Ik laat ze een aantal weken in mijn studio staan. Dan kijk ik er af en toe naar en op een gegeven moment doe ik er iets mee. Ik denk er nu aan om al die restvormen in te zetten als meubels die elk een eigen zit of lig functie hebben. Het is een simpel idee, maar wel een logische door hoe het hier staat. Ik maak dan daar meteen wat foto’s van en stuur die naar designlabels toe met de vraag of ze er iets mee willen doen.
Waar komt jouw interesse in het hergebruik van materialen vandaan? Het is een thema waar je sinds je afstuderen al mee bezig bent.
Deels komt dat omdat ik niet veel geld had, maar als ik er op terugkijk ben ik altijd al op die manier aan het werk geweest. Toen ik jong was lag er allerlei materiaal op de boerderij van mn opa en daar maakte ik dan iets mee.
Toen we hier op Sectie-C met Collaboration-O een eigen wereld wilden creëren was er ook geen geld. We moesten het doen met alles wat je kunt vinden of wat je krijgt van mensen. Ik ben van mening dat in die beperkingen de meeste creativiteit verscholen ligt. Tijdens mijn reizen naar China zag ik mensen met weinig geld die hele praktische dingen maakten met wat ze voor handen hadden. Dat vindt ik gewoon fantastisch.
Je ziet het ‘Do It Yourself’ principe inderdaad goed terugkomen hier in je studio. Het lijkt alsof je de studio aan het opruimen bent, maar dat is helemaal niet zo. Alles hier kan materiaal zijn voor je werk. Ik zeg dit met alle respect; je werk heeft een
Door het werk te isoleren en te fotograferen in een white-cube setting of juist in een heel andere setting wordt het een echt object. Ik zet de context heel bewust in. Met mijn afstuderen begreep niemand waar ik mee bezig was, tot ze de productfoto’s zagen.
Je zei dat je werk een persoonlijke onderzoek is waar jij staat in de designwereld. Welke plek in de maatschappij neemt jouw werk in?
Ik ben heel erg geïnteresseerd in onze relatie met massaproducten die we dagelijks gebruiken. Neem bijvoorbeeld mijn Dashilar Flagship Store project. In dat project heb ik een fictief schoenen merk met een tijdelijke winkel gemaakt in de Dashilar wijk in Peking. Het project gaat over het gebruik maken van creativiteit om zelf dingen te maken en daar sociale status uit te halen. Nu willen alle jongeren ter wereld merk schoenen van westerse merken. Die globalisering in sociale status bevraag ik. Daarnaast heeft die globalisering een gigantisch effect op ons productieproces. We besteden alles uit aan mensen in lagelonenlanden. Daardoor kunnen wij misschien wel producten ontwerpen, maar we kunnen niet meer maken dat echt voor de mens is.
Hoe bedoel je?
Unieke objecten kunnen we hier wel maken, maar dat is voor een niche. De echt dagelijkse producten zoals schoenen of tandenborstels, de daily essentials, die kunnen we hier gewoon niet meer produceren. Dat heeft alles te maken met het feit dat we de productie uitbesteden aan landen waar mensen niet genoeg betaald krijgen en in onveilig omstandigheden moeten werken. Dat is allemaal oké in onze huidige wereld. Iedereen staat nu te protesteren tegen racisme, maar dat doen ze wel in hun Primark kleding en hun Nikes. Dat vind ik heel erg hypocriet. Die productie industrie is namelijk de moderne slavernij en als je een eerlijke wereld wilt, een gelijke wereld, dan zou je dat niet op die manier moeten doen.
En wat zou je dan wel moeten doen?
Ja dat is heel lastig hè. Aan de ene kant willen we een vrije wereld waarin alles moet kunnen, anderzijds zou je dit productie systeem moeten verbieden. Dat gaat Nederland natuurlijk nooit doen. Europa of de gehele westerse wereld zou daar stelling in moeten nemen.
In het begin heb ik me er sterk tegen verzet, maar nu minder. Er is het een soort acceptatie in me geslopen dat de wereld nou eenmaal zo is. In mijn geboortedorp Winterswijk is al langer gaande dat lokale winkeliers het niet redden en in die panden komen dan partijen als de Cool Cat of Flying Tiger met alleen maar rotzooi. Dat is een soort onvermijdelijkheid. Mijn ouders hebben een winkelpand dat ze verhuren. Op een gegeven moment zijn zij ook niet meer zo idealistisch, want er moet nou eenmaal huur binnen komen. Ze kunnen niet blijven wachten op een winkel die het goed voor heeft met de wereld. We moeten met z’n allen door, we zijn aan het overleven.
Zie jij hier wel een rol voor jezelf in als ontwerper?
Jazeker. Met mijn Dashilar Flagship Store poneer ik een andere manier van kijken en omgaan met productie, consumptie en sociale status. De ideale volgende fase zou zijn als ik dit project samen met een groot schoenenmerk kan gaan doen. Op die manier hoop ik dat die bedrijven de waarde zien van de mensen, de materialen en de technieken die gevonden kunnen worden in die lagelonenlanden. Het zou een alternatief kunnen zijn voor de dominante invloed die deze merken hebben op de wereld. Dat lijkt mij heel interessant om te zien. Dat vereist nu een kritische blik om in de toekomst daar te komen.
Het volledige interview met Sander Wassink is te lezen in de derde uitgave van BLANK SPACE MAGAZINE. Meer lezen? Volg BLANK SPACE MAGAZINE hier.
Tekst: Mats Horbach / Fotografie: Britt Roelse