Zoeken

Sluit zoeken
Magazine

Designer Dialogues: Super Local

19 January 2022

7 min. leestijd

© Maarten Coolen
BLANK SPACE MAGAZINE portretteert verschillende creatieve makers op hun werkplek terwijl ze worden geïnterviewd door collega's. Wat fascineert, inspireert en drijft hen om te doen wat ze doen? Speciaal voor ddw.nl maakt BLANK SPACE MAGAZINE interessante korte verhalen van de interviews. Ontwerpers Anne Ligtenberg en Mats Horbach bevinden zich op een vrijplaats midden in de polder. Tussen de loodsen, ateliers, gewassen en kassen hebben Pim van Baarsen en Luc van Hoeckel van Super Local hun nieuwe atelierruimte gevonden. In dit interview vertellen de ontwerpers over het zien van talent en het creëren van eigenaarschap.

Wat een plek! Overal waar je kijkt ligt er materiaal voor het grijpen. Voelt het al een beetje als thuis?

Luc: Absoluut. We hebben altijd al projecten in het buitenland gedaan. We houden van het avontuur, van de ruigheid. Ook al zijn de producten die we ontwerpen strak en clean, toch hebben we liever dat het proces wat minder opgeruimd is. Wat we zo leuk vinden aan De Kwakel is dat alle inspiratie overal rondslingert. Je hoeft niet naar de bouwmarkt, je gebruikt gewoon wat voor handen is, en soms pas je het project een beetje aan, zodat het past bij de materialen die je toevallig vindt.

Pim: We werken hier eigenlijk op dezelfde manier als we in landen als Malawi, Nepal of Rwanda hebben gedaan. We gaan altijd uit van de lokale situatie. Met wie werken we samen? Welke materialen zijn er en welke technieken worden er lokaal gebruikt? In Europa is bijna alles mogelijk. Elk denkbaar materiaal is beschikbaar en alle productiemiddelen zijn binnen handbereik. Vergelijk dat bijvoorbeeld eens met Malawi, waar we ziekenhuismeubilair wilden maken voor de Care Collection en we alleen maar een lasbrander, een schijfsnijder en een buigmachine hadden. Dat beperkte de mogelijkheden behoorlijk, terwijl het de creativiteit vergrootte. Hoe kunnen we deze ruwe, dikke metalen buizen gebruiken en toch met een product komen dat er niet alleen goed uitziet, maar ook aan de lokale behoeften voldoet?

Jullie willen dus in Nederland eenzelfde soort sociale impact creëren als in het buitenland. Wat motiveert jullie als ontwerpers om je in te zetten voor deze zaak?

Pim: We willen niet ontwerpen voor de rijkste 10 procent van de wereld. We willen echte problemen oplossen. 

Luc: Door de jaren heen zijn we zoveel ongebruikt talent tegengekomen in de wereld en dat herkennen we in jongeren die op het punt staan om af te haken. Wij zijn zelf twee probleemjongeren. Misschien is dat een beetje overdreven. We komen allebei uit een leuk gezin, maar we hebben wel onze strubbelingen gehad. Daarom is het zo fantastisch om talent aan te boren dat zo vaak onopgemerkt blijft. Dat is onze intrinsieke motivatie.

Pim: Interessant dat je dat zegt. We hebben allebei in onze jeugd mensen gekend die ons talent wel zagen, en daarom zijn we wie we nu zijn. We hebben uit eerste hand ervaren wat voor effect het kan hebben als je talent wordt erkend.

Kunnen jullie een voorbeeld geven van een Super Local-project waar jullie een echt probleem met lokaal talent hebt aangepakt?

Luc: Persoonlijk ben ik heel trots op de Care Collection die we in Malawi hebben gedaan, omdat het een van onze eerste projecten is en het nog steeds loopt. De ziekenhuizen daar hadden geen fatsoenlijk meubilair. Dingen zoals de bedden en al het andere was verouderd materiaal uit verre landen. We werden gevraagd om samen met een lokale fabriek een collectie ziekenhuismeubilair te ontwikkelen.

Pim: ,,Klopt, Malawi was de eerste keer dat we dachten 'wow!' Het is zo gaaf om je creativiteit te gebruiken om echte problemen op te lossen in dialoog met de mensen die je daar ontmoet. Om met hen samen te werken als gelijken, gebruik makend van de technieken en de materialen die beschikbaar zijn. Om duurzame en goed uitziende producten te ontwerpen die werkgelegenheid genereren en op een eerlijke en duurzame manier geproduceerd kunnen worden.

Luc: Het mooie aan het project was dat het begon met een heel duidelijke vraag. Als ontwerpers kwamen we samen met de fabrieksdirecteur en hun marketeer om uit te zoeken hoe we die producten op de markt konden brengen op een manier die hen ten goede zou komen. We brachten elk onze eigen expertise in. Nu kunnen wij ons terugtrekken uit het project en kunnen zij doorgaan met het produceren van de meubels en het uitbreiden van het bedrijf. Ziekenhuizen in Malawi werken nu met meubilair dat we samen hebben geproduceerd en de mensen krijgen daardoor betere zorg.

Pim: Ik ben echter ook heel trots op wat we met de Bugesera Collection in Rwanda hebben bereikt. De resultaten die we daar hebben bereikt zijn echt geweldig. Ik heb het dan niet over ons als in Super Local, maar wat we samen met de architecten, meubelmakers, ambachtslieden, etc. hebben gedaan. Er is nu een universiteit, misschien wel de grootste van het land, die volledig is uitgerust met lokaal geproduceerd meubilair. We hebben dat voor elkaar kunnen krijgen omdat we met zoveel mensen hebben samengewerkt. Neem bijvoorbeeld de loungestoel in de collectie: die werd gemaakt door vier verschillende ambachtslui die op vier verschillende plaatsen in het land aan het werk waren.

 

© Maarten Coolen

Doet dat een beetje denken aan de art directors die  hun eerste keuze moeten laten vallen als de mensen een andere smaak hebben?

Luc: Ja, maar zonder dat we de status hebben van art directors. Wij maken ook onze handen vuil. We halen een auto uit elkaar omdat we een bepaald onderdeel nodig hebben. Onze rol is om de verschillende mogelijkheden die we daar zien te koppelen om samen tot oplossingen te komen. Er is iets dat 'white savior syndrome' heet, westerlingen die denken dat ze alle problemen in ontwikkelingslanden kunnen oplossen. We hebben er zelf mee geworsteld. Je voelt je wel een beetje een A-team op missie in zo'n land, dus dat hebben we de afgelopen jaren aangepast. We zijn ook een keer betrapt met onze broek op de enkels.

Het gebeurde met mijn afstudeerproject in Uganda. In het noorden van Uganda was een rebellenleger actief onder leiding van Joseph Kony, en de rebellen hadden mensen op wrede wijze verminkt. Het idee was om daar een hulppost te openen met een veld aloë vera, waar een crème van gemaakt kon worden. De mensen zouden de crème zelf kunnen gebruiken en ook voor de plaatselijke verkoop kunnen produceren. Het was een nogal westers idee en het kwam niet van de plaatselijke bevolking. Wij zijn er op ingesprongen, om het als afstudeerproject te doen. We ontwierpen een starterspakket, zodat mensen zelf aan de slag konden met de productie. We deden onderzoek en spraken met de vrouwen daar om te vragen wat ze van het plan vonden. Natuurlijk waren ze vreselijk beleefd en vertelden ze ons dat ze de kit zouden gebruiken. Uiteindelijk werd het project voltooid. Het werd gepubliceerd en belandde in designtijdschriften met foto's van ons - en niemand heeft het product ooit gebruikt. Er was geen lokale vraag naar het idee. We zaten met de handen in het haar; er was zoveel misgegaan. Sindsdien pakken we onze projecten heel anders aan.

Pim: Waarom zouden wij degenen zijn die mensen de oplossing vertellen? Dit soort projecten heeft alleen bestaansrecht als ze in dialoog tot stand komen. We proberen de mensen met wie we samenwerken direct op de stoel van de ontwerper te zetten, zodat ze oprecht het gevoel hebben dat hun bijdrage belangrijk is en dat ze eigenaar zijn van het project.

Hoe geef je de gemeenschap waarmee je werkt dat gevoel van eigenaarschap?

Pim: Het eerste wat we doen als we een project opstarten is proberen de sociale hiërarchie weg te nemen. In Malawi zijn we bijvoorbeeld begonnen met het schoonmaken van de werkplaats samen met de jongens. Niet omdat we vonden dat het er een puinhoop was, maar we zagen dat ze het al hadden gepland en we zeiden: 'Wij helpen vrijdag wel!' Ze vonden het heel vreemd, maar toen we eenmaal bezig waren, vonden ze het fantastisch. Ze zetten muziek op. Ik denk dat het de band tussen ons enorm heeft versterkt. Ze bleven ons bwana noemen, wat baas is in chiChewa. Nu was dat iets vreemds voor ons, dus begonnen we hen ook bwana te noemen. Dat maakte alles weer gelijk.

Luc: Het is ook heel belangrijk om hen de kans te geven om met hun ideeën te komen en om er ook echt naar te luisteren. In veel culturen is het niet gebruikelijk om met je baas te praten, dus hebben we momenten gecreëerd waarop zij hun feedback konden geven en wij hun ideeën in overweging konden nemen.

Speelt het bij dit soort projecten ook in je voordeel dat je niet om 17.00 uur naar huis gaat en in plaats daarvan bij hen blijft? De moeite die je neemt om hen op te zoeken, om daar te blijven en naar hen te luisteren.

Luc: Juist. Wat ze ook erg appreciëren is dat wij als blanke westerlingen zij aan zij staan in de werkplaats met deze jongens. We bouwen gelijkwaardige relaties op. Soms is dat moeilijk omdat er toch een groot verschil is, al was het maar in ons inkomen.

Pim: Ik denk dat we elkaar vinden in onze passie voor het werk dat we doen. We verschillen misschien in inkomen en opleiding, maar als je discussieert over de beste manier om dingen aan elkaar te lassen, dan vind je elkaar daar. Samenwerken brengt je in een gemeenschappelijke stroom, het gaat verder dan fysieke eigenschappen. Ik denk dat dat de kracht is van onze projecten.

Het complete artikel lezen?

Het volledige interview lees je in BLANK SPACE MAGAZINE - issue #4

Volg BLANK SPACE MAGAZINE