Zoeken

Sluit zoeken
Magazine

Column: Let's get physical

22 October 2021

8 min. leestijd

Caressing Machine touching arm — © LNDWStudio
Ontwerpers stellen de meest existentiële vraag: niet wie, maar wát zijn wij? Alleen met dit zelfonderzoek kunnen wij onze kwetsbare lichamen weren tegen virussen en andere schadelijke indringers.

Column door Jeroen Junte | DesignDigger.nl 

Het is een lichaam. Maar toch ook weer niet. Ontelbare bolletjes vliegen over het meterslange scherm waar ze soms samenklonteren tot de contouren van een menselijk lichaam. Dan weer schieten ze weg, vluchtig als een gaswolk. Met de installatie Sharing Elements in het Microlab laat ontwerper Christien Meindertsma zien hoezeer wij fysiek zijn verbonden zijn met de wereld om ons heen. Op moleculair niveau is het water in ons lichaam hetzelfde als dat uit een kraan. Pas als wij weten waarvan ons lichaam is gemaakt, kunnen we producten kopen – en dus ook ontwerpen – die geen schade toebrengen aan ons lichaam. Daarom breekt Meindertsma ons lichaam af tot de allerkleinste bouwstenen. De bolletjes op de schermen verbeelden de elementaire deeltjes die wij ook zijn.

DDW-ambassadeur Christien Meindertsma kennen we van haar zorgvuldige research, waarbij ze producten of productieketens ontrafelt tot de onzichtbare structuren ervan zich helder ontvouwen. In haar boek PIG 05049 toonde zij meer dan 150 producten waarin delen van een slachtvarken terecht komen. Met haar project Fibre Market legde ze complexiteit van het recyclen van textiel bloot; doordat er vaak onduidelijk is waarvan een trui of jas is gemaakt, kunnen de rauwe grondstoffen niet meer worden teruggewonnen. Als zo’n onderzoekende geest zich opeens buigt over het menselijk lichaam, dan is er wat aan de hand.

Ontwerpers ontleden het menselijk lichaam. Op tal van plekken op DDW wordt onderzocht wat het betekent om mens te zijn. Letterlijk dus – vlees, spieren, vet, botten, bloed, alles. Het zal ongetwijfeld een reactie zijn op het afgelopen jaar, waarin onze fysieke kwetsbaarheid zich genadeloos openbaarde. De een werd ziek, de ander niet. Wie besmet was en wie niet, bleef onzichtbaar. Konden we nog wel vertrouwen op ons lichaam? Tot overmaat van ramp waren we gedwongen om op anderhalve meter afstand te blijven; als we elkaar überhaupt al ontmoetten tussen lockdowns en avondklokken door. 

Ook architecten worstelen met het menselijk lichaam. De Nederlander wordt al eeuwenlang steeds langer. Tegelijkertijd krimpt een bevolkingsdeel door migratie uit werelddelen waar de gemiddelde mens nu eenmaal kleiner is. Ook de verhoudingen van lichamen – lange of juist korte benen, steeds oudere en strammere ledematen – variëren steeds meer. Voldoet de klassieke Vitruviaanse lichaamsmaat nog wel? De vloeiende mensverbeelding Modulor van Le Corbusier, is die wel geschikt voor inclusieve gebouwen? En in hoeverre is de Bauentwurfslehre van Ernst Neufert toepasselijk voor bijvoorbeeld een anderhalvemeter samenleving? Kortom, is de architectuur nog wel toegerust op de nieuwe diversiteit aan lichamen? Het zijn existentiële vragen die de installatie Building Bodies in het Klokgebouw oproept.

Natuurlijk is deze preoccupatie met ons eigen lichaam ook aangewakkerd door de digitalisering. Veel te vaak en lang zitten we achter beeldschermen. Zelfs seks en intimiteit raken verstoken van fysiek contact. Terwijl deze intimiteit (bijna) net zo belangrijk is als eten en slapen. Dat wordt ondubbelzinnig bevestigd door het project Future Affair van Laura A Dima in Melkfabriek. Bezoekers kunnen elkaar aanraken zonder lichamelijk contact. Een zachte robotarm met een zeer verfijnd  drukmechanisme wrijft net zo lang over de arm van een persoon zolang een ander een knopje indrukt. Met de ogen dicht voelt het als een echte streling. Maar kijk je naar de mechanische hand, dan is de betovering meteen verbroken. Uiteindelijk hebben niet alleen ons eigen lichaam, maar ook dat van de ander nodig – geen robot die daar iets aan verandert. 

Wij zijn ons lichaam. Wij vergeten het alleen steeds vaker. Niet Bart Hess, die al jaren de menselijke huid als materiaal en gereedschap gebruikt. In zijn studio op het NRE-terrein toont hij zijn nieuwe intrigerende video-installatie Sweetmeat met twee bezwete mannenlijven die liefdevol vechten in een glazen kooi. Op hun huid zitten snoepjes die ze van elkaar moeten eten. Wie zich als eerste de snoepjes van de huid laten eten, heeft verloren. Het is eten of gegeten worden – deze moddervette symboliek is smaakvol en tegelijkertijd confronterend verpakt in de overgestileerde beelden van Hess. Zo worstelen wij met het lichaam waarmee wij tegelijkertijd zo innig zijn verbonden.

Verder lezen?

Bekijk ook Jeroens vorige column: In gesprek met de natuur.